Gitaarman
De solo was voor hem. Zijn behendige vingers beroerden de snaren alsof het een lichaam betrof. Hij was een met zijn instrument, een Gibson voor de kenners. De klanken gierden door de muziekboxen. Hij wisselde moeiteloos tussen snelle en tragere aanslagen en het publiek staarde geboeid naar zijn vingervlugheid. Het ritme werd verder opgevoerd terwijl hij zich in de muziek verloor. De hele zaal werd het nummer binnen gezogen. Hij was de muziek en de band ineen. Alles om hem heen verbleekte. Er stond een man met een gitaar. Gitaarman.