Underdog
Ik haat haar. Iedere vezel in mijn lijf verafschuwt haar. Ik vind haar vreselijk. Ze is een afschuwelijk mens. Ik… Ik weet niet eens meer wanneer het begon. Ik heb van haar gehouden, dat geloof ik best. Het zal zo zijn geweest, dat moet wel. Ik voel het alleen niet meer. Ik kan het me niet herinneren en ik voel niets dan haat bij haar. Die afgrijselijke stem, die sacherijnige kop, ik trek het niet langer. Als zij niet oprot dan ga ik.