Op drift

Gepubliceerd op 9 oktober 2021 om 01:11

‘Als ik weg ben pak jij je spullen en als ik terug kom ben jij weg!’ Het stond er echt, in harde blokletters op een memoblaadje. Liesbeth las het opnieuw en opnieuw, maar de boodschap veranderde niet. Hij had haar door, eindelijk had hij het door. Haar afwezigheid, haar smoesjes, alles… Het voelde alsof haar hoofd ontplofte, vurig zwollen haar wangen in het ritme van haar hart. Precies hier was ze bang voor geweest. Het feit dat hij het wist luchtte haar op, maar dat hij geen verhaal kwam halen, joeg haar angst aan. ‘Rustig blijven. Je hebt nog een kans om het uit te leggen,' maakte ze zichzelf wijs. Toen ontdekte ze hun lievelingsfoto – samen op het strand – in stukken gescheurd op de vloer. Plotseling zakte ze door haar benen en sloeg met haar hoofd tegen het houten keukenkastje. Warm vocht stroomde langs haar vingers terwijl ze haar hoofd vasthield. Huilend rolde ze zichzelf op haar zij en wachtte tevergeefs. 

 

Ze had het aldoor geweten, want vanaf de eerste dag was hij duidelijk geweest. Joost haatte leugens en zou ze niet tolereren. Hij was haar zoveelste vriendje, maar de eerste die zo stellig zijn mening verkondigde. Liesbeth was gewend geweest de baas te zijn in een relatie, met Joost veranderde dat direct. “Ik vind alles best, want ik ben ruimdenkend. Bespring de buurman, ga op wereldreis of begin je eigen toko. Het enige dat ik van je vraag is dat je het even van tevoren meldt. Wees eerlijk en houd niets achter! Ik doe niet aan tweede kansen.” Liesbeth was een roodharig springerig type en ging serieuze zaken altijd zorgvuldig uit de weg. Ze had een leuke baan bij de plaatselijke krant en was financieel van niemand afhankelijk. Een man was leuk voor de spanning, de seks en verder had ze geen behoefte aan gedoe. Totdat ze Joost tegenkwam. Letterlijk. Ze knalde met haar fiets op de zijne.

 

“Alles nog heel?” had hij haar gevraagd en hij hielp haar overeind. Zelf was hij ongedeerd rechtop gebleven. Liesbeth had een vuurrood hoofd en stamelde: “Eh…ja, sorry dat ik niet uitkeek. Ik had haast, ik….” Joost grijnsde opgelucht. “Fijn! Ik maakte me even zorgen. Je ziet eruit alsof je wel een oppepper kunt gebruiken. Be my quest!” en hij wees naar een klein café. Zij was helemaal niet gewend aan zoveel doortastendheid en stemde gelaten in. Ze parkeerden hun fietsen in een zijstraatje en kozen een tafeltje bij het raam. Het was een heerlijk oubollig café, het deed Liesbeth aan de kroeg van haar vader denken. De rokerige lucht, de Perzische kleedjes op de tafels en de kunstbloemen. Ze speelde wat ongemakkelijk met een bierviltje, haar stem liet haar in de steek. Haar gedachten dwaalden af naar de tijd die haar had gemaakt tot de vrouw die ze nu was.

 

Haar vaders kroeg heette ‘De Dreef’, vernoemd naar het gebied vlakbij de haven. In die tijd werd de naam nog op het etalageraam geschilderd met glasverf. Op een nacht had een dronken klant het woord ‘De’ vakkundig overgeschilderd.  'Op Dreef' bleek passender en werd de nieuwe kroegnaam. Liesbeth‘s vader was een ras-verteller en een goede luisteraar. Zijn werk was zijn leven en werd zijn dood. De man werkte zeven dagen in de week. De kroegdeuren zwaaiden om twaalf uur ’s middags open (op zondag twee uur later) en sloten om twee uur ’s nachts. Met mooi weer werd het eerder en later, pa was een flexibele uitbater. Liesbeth had geen andere herinneringen dan school of de kroeg en ouders die altijd druk waren. Haar moeder hielp in de bediening of in de keuken. Een eigen zaak betekende altijd werk. Er kwamen veel onderbetaalde hulpkrachten voorbij door de jaren, scholieren, studentes of jongens met een lichte beperking. De laatsten voor het zware werk, de eersten voor het uitzicht en de bruisende energie. Pa was een krent en zat op zijn centen, waar het goedkoop kon met het personeel deed hij dat. Liever nog zette hij zijn gezin in, want dat was gratis en altijd bij de hand.

 

Liesbeth leerde huiswerk maken in het rumoer van de kroeg. Ze kreeg een opleiding in bedienen, afwassen, koken, schoonmaken en vooral in mensenkennis. Hoe ouder ze werd hoe beter ze leerde te luisteren en zichzelf onzichtbaar te maken. Nederigheid leverde haar veel op, de vaste klanten gooiden al hun bagger naar buiten en merkten de jonge vrouw amper op. Liesbeth leerde zo eerder dan haar lief was hoe het echte leven werkte. “Luister wijfie, zorg dat je je eigen poen verdient en niet afhankelijk wordt van een kerel. Het brengt je ongeluk. Niet lachen! Neem dit nu maar aan van je ome Piet!” De vaste klanten waren allemaal familie, tenminste zo deden ze het voorkomen. Bovendien zaten ze bijna dagelijks op de barkruk, speelden een potje dart of dronken een biertje in haar ‘huiskamer’. Liesbeth leerde zich vakkundig af te sluiten van het eeuwige geroezemoes om haar heen en niemand die dat opviel.

 

Liesbeth ’s schoonheid was daarentegen niet ongemerkt gebleven en haar pa werd vaak gewaarschuwd; “Geniet van die griet, want voor je het weet is ze uitgevlogen. Veel te mooi voor achter de bar, veel te slim voor deze streken. Pas op, straks raak je haar kwijt aan een gladjanus of een andere wijsneus!” Haar vader bulderde van het lachen en hikte: “Liesbeth? Nee man, die houdt van het leven. Die heeft geen man nodig, die verdient haar eigen centen. Mannen boeien haar niet. Het is een kind van haar vader!” Zijn dochter had deze woorden goed in haar hoofd en hart geprent. Er was niets waar ze een man voor nodig had. Ze hoefde maar naar haar moeder te kijken om te weten wat ze absoluut niet wilde. Een onderdanige afhankelijke vrouw zijn. Zij zou haar vader trots maken.

 

“Twee cappuccino graag!” hoorde ze Joost zeggen tegen de barman. Liesbeth schrok op uit haar herinneringen. De blonde krullenbol tegenover haar lachte haar toe en zij ontdooide. Voor ze het wist vertelden ze elkaar hun levensverhaal en het was alsof alles en iedereen om hen heen verdween. Liesbeth vertelde over haar jeugd en dat was haar nog nooit overkomen. Meestal stelde zij de vragen. Joost zorgde ervoor dat zij stil werd en zijn verhaal was ontluisterend. Zijn vader was een alcoholist met losse handjes en zijn moeder ging daar bijna aan onderdoor. Het gezin hing aan elkaar van leugens en bedrog. De felheid waarmee hij pleitte voor eerlijkheid, raakte haar. Ze respecteerde en snapte hem helemaal. Beiden hadden nooit eerder zo open met een buitenstaander gepraat en ze begrepen dat dit heel bijzonder was.

 

Vanaf die dag waren ze een stel. Maatjes. Joost was de katalysator en Liesbeth voegde zich als een kameleon. Haar dominantie was omgeslagen in aanbidding en liefdevolle aanpassing en binnen enkele weken trok ze bij Joost in. Zijn appartement was groter dan haar flat en ze besloot eindelijk de sprong te wagen. Ze zegde haar huur op en verhuisde haar weinige spulletjes die overbleven, nadat ze de rest verkocht had. Joost had immers alles al. Redelijk snel begon Liesbeth haar eigen plek te missen, ze voelde zich niet helemaal thuis is het moderne appartement. Maar ze zei niets en hoopte dat de knoop in haar maag vanzelf zou verdwijnen. Als een sluipmoordenaar veranderde haar opgewekte en onafhankelijke karakter in stille bedachtzaamheid.

 

Liesbeth werd passief, lusteloos en ook op haar werk begon het op te vallen. Haar chef sprak haar op een dag aan: “Liesbeth, wat is er toch met jou? Ik zie geen sprankeling meer in je ogen en je maakt taalfouten. Waar is je vuur gebleven?! Je interviews missen spanning en diepgang en juist dat maakt jou uniek.” Liesbeth stamelde dat er niets was en beloofde beterschap. Haar chef gaf haar nog een kans, maar wilde op korte termijn verbetering zien. Bovendien popelden andere journalisten om haar baan over te nemen en dat maakte de druk nog hoger. Na twee weken doormodderen kon ze haar boeltje pakken, ze was op staande voet ontslagen. Haar laatste interview was ondermaats, vol met spelfouten en een uur te laat ingeleverd. Jankend sleepte Liesbeth zichzelf naar huis. Ze had gefaald. Als mens, want ze was haar baan kwijt. Als partner, want ze was zichzelf niet trouw gebleven. En (dit woog voor haar het zwaarst) als dochter: haar vader zou zich kapot geschaamd hebben voor zo’n ‘onderdanige incapabele man-afhankelijke karakterloze trut’. Ze besloot ter plekke dat niemand iets zou merken van dit fiasco.

 

Iedere dag ging haar wekker keurig op tijd en alsof er niets aan de hand was sprong ze op haar fiets. Joost kreeg een vluchtige kus en als hij goed had opgelet had hij tranen gezien in haar verder lege ogen. Ze zorgde dat ze alle loze uren die de dag nu vulde wegbleef. Urenlang vermaakte ze zich in openbare gebouwen zoals de bibliotheek. Ze staarde naar treinen en bussen op het station. Facebook werd gevuld met foto’s en verhalen en ze schreef plichtsgetrouw op haar laptop. Liesbeth suggereerde een druk werkleven en het kostte haar ontzettend veel energie om gespreksonderwerpen te verzinnen. Als Joost of haar vriendinnen haar appten had ze steeds minder te melden. Haar leugens raakten op, net als haar wil om nog langer mooi weer te spelen. Maar niemand leek iets aan haar te merken en dat maakte haar nog depressiever. Liesbeth had in haar leven nooit geleerd hulp te vragen en haar ware emoties delen vond ze levensgevaarlijk. Daarom deed ze niets.

 

Liesbeth was het toneelspel zat, maar ze kon niet meer terug voor haar gevoel. De ochtend dat Joost haar spotte in het café waar het ooit tussen hen begon, maakte abrupt een einde aan alles. Hij vroeg haar waarom ze niet op haar werk was en haar lauwe smoes schudde hem wakker. Witheet en zonder nog iets te zeggen stampte Joost het café uit. Liesbeth keek hem na en de tranen begonnen geluidloos te stromen. Zijn blonde krullen zwaaiden woest heen en weer en ze besefte dat ze dit beeld voor eeuwig vast zou houden. Liesbeth probeerde haar tranen weg te knijpen, maar deze lieten zich niet langer negeren. Als in trance stond ze op zonder nog enige moeite te doen haar gezicht te verbergen. Ze rekende haastig af en struikelde naar buiten, happend naar frisse lucht. Ze wilde naar huis, haar hoofd tegen Joost zijn borst leggen en simpelweg vastgehouden worden. Wat had ze gedaan? Ineens was daar het besef dat ze nu alles kwijt was en voor het eerst kon ze daar niemand anders de schuld van geven.

 

@missnienox

 

kompas zeevaart schip lego @missnienox

Reactie plaatsen

Reacties

Gerda
3 jaar geleden

Wat kan je in een kort verhaal enorm veel vertellen, invloed van jeugd, het belang jezelf niet te verliezen bij een ander, eerlijkheid in een relatie etc. Etc. Mooi hoe je met weinig woorden dat café beschrijft, je zit figuurlijk gesproken aan tafel. Smaakt naar meer, over de vader van Liesbeth, haar jeugd, de jeugd van Joost etc. Dank, fijn om te lezen ☺️

Nienke
3 jaar geleden

Ja dat is het mooie van een kort verhaal. Het is een deel uit een groter verhaal en je kunt er veel in kwijt, al moet je wel flink schrappen door het beperkte aantal woorden. Voor mijn cursus moesten de verhalen ongeveer 1500 woorden zijn en dit verhaal schreef ik in 2019. Dank voor je mooie reactie Gerda! Daar word ik blij van.